Politieonderzoek
Het onderzoek naar de illegale productie en handel in vals geld startte in februari 2021 toen een koeriersdienst bij een reguliere controle 274 valse biljetten van € 50,- aantrof. De politie wist onder andere door camerabeelden en een bankrekeningnummer te achterhalen van wie het betreffende pakketje afkomstig was. Vanaf dat moment kwamen steeds meer verdachten in beeld. Bij een 22-jarige man uit Almere plaatste de politie een baken onder zijn auto én werden gesprekken in zijn auto afgeluisterd. Zo was te achterhalen dat deze verdachte, vaak samen met een 21-jarige medeverdachte uit Almere, naar productielocaties in Almere en IJmuiden reed. Bij een 23-jarige Almeerder vond de politie veel valse biljetten met allemaal hetzelfde indicatief (kenmerk). Hij verklaarde dat hij de biljetten alleen maar bewaarde, maar dat gelooft de rechtbank niet. Uit zijn telefoongegevens blijkt dat hij vaak in dezelfde auto zat als de twee andere verdachten. Volgens de rechtbank hebben deze mannen zich alle drie schuldig gemaakt aan het maken van vals geld, het verhandelen ervan én troffen ze voorbereidingshandelingen om vals geld te maken.
Andere verdachten
Naast deze drie verdachten uit Almere, veroordeelt de rechtbank ook nog twee andere mannen uit Almere én een vrouw uit Velsen-Noord voor hun betrokkenheid bij de productie en handel in vals geld. In eerste instantie vond de productie plaats in een schuurtje van één van de mannen in Almere. Later huurden ze een kamer in een huis van de vrouw in IJmuiden. Ook bij haar werden valse biljetten én productiematerialen aangetroffen. Volgens de rechtbank was zij niet actief betrokken bij de productie, maar is zij wél medeplichtig. Dat zij niet wist wat er in de kamer gebeurde, gelooft de rechtbank niet.
Straffen
De officier van justitie eiste in deze zaak gevangenisstraffen tot 5 jaar. De straffen die de rechtbank oplegt vallen lager uit. Dit komt vooral door het feit dat volgens de rechtbank, anders dan de officier van justitie stelt, geen sprake was van een criminele organisatie. Er is geen bewijs voor een structureel samenwerkingsverband met duidelijke taakverdeling of hiërarchie. Daarnaast heeft de rechtbank gekeken naar de opgelegde straffen in vergelijkbare zaken. Gelet op de omvang van de zaak, de periode waarin de feiten zich afspeelde en dat geen sprake was van een criminele organisatie vindt de rechtbank een celstraf van 1 jaar waarvan 189 dagen voorwaardelijk passend voor de drie hoofdverdachten. Twee van hen hebben naast de celstraf nog de maximale taakstraf van 240 uur opgelegd gekregen omdat zij ook nog veroordeeld zijn wegens wapen- en/of drugsbezit. De rechtbank legt de vrouw een deels voorwaardelijke celstraf op van 3 maanden en een taakstraf van 80 uur. Ook de andere twee Almeerders zijn veroordeeld tot deels voorwaardelijke celstraffen en een taakstraf. Drie andere mannen uit Almere zijn wegens gebrek aan bewijs vrijgesproken.