Meerdere vechtpartijen
Het jongste broertje, toen minderjarig, is in de nacht van 15 augustus aanwezig op een verjaardagsfeest in Almere. Op dat feest is ook het latere slachtoffer aanwezig. Na het feest slaat het 26-jarige slachtoffer het jongste broertje. Het lukt de verschillende omstanders om de ruzie te sussen en de partijen uit elkaar te halen. Het jongste broertje belt daarna met zijn oudere broers, zij arriveren enkele minuten later. Dan ontstaat een nieuwe vechtpartij. Meerdere personen, waaronder de drie broers, verzamelen zich rondom de auto van het slachtoffer en beginnen op het slachtoffer in te slaan. Hij komt uit de auto, wordt nog geschopt en valt enkele meters later op de grond. Diezelfde nacht is hij overleden.
Bewijs
Uit het sectierapport blijkt dat het slachtoffer zeven keer is gestoken, waaronder in zijn borst en arm. Dat moet zijn gebeurd tijdens de tweede vechtpartij, bij de auto van het slachtoffer. Op de plaats delict is een deel van een mes gevonden en in de auto van het slachtoffer het andere deel. Op beide delen zit DNA van het slachtoffer én op het heft van het mes zit DNA van een onbekend persoon. Op het mes is geen DNA van één van de drie broers gevonden. Verschillende getuigen hebben verklaard over de vechtpartij, maar niemand zag één van de drie broers met een mes. Ook verklaren de broers zelf dat ze wel bij de vechtpartij waren, maar ze ontkennen te hebben gestoken. Dat betekent dat de rechtbank tot de conclusie komt dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld wie verantwoordelijk is voor de fatale messteek, hoe onbevredigend dat ook moet zijn voor de nabestaanden. Wel zijn de drie broers schuldig aan het plegen van openlijk geweld in vereniging.
Invloed op straf
Het slachtoffer werd, zittend in zijn auto waar hij geen kant op kon, belaagd door meerdere mensen waaronder de broers. Hoe ernstig deze aanval was blijkt uit de zware steekwonden. Het fatale gevolg zorgt voor onherstelbaar leed bij de nabestaanden. Hoewel de broers niet verantwoordelijk zijn voor de messteken, waren zij wel betrokken bij het geweld dat het slachtoffer uiteindelijk fataal is geworden. Dit draagt bij aan de ernst van het feit en de gevolgen daarvan en heeft ook invloed op de hoogte van de straf. Alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is een passende reactie op dit (uitgaans)geweld. De jongste broer had een kleiner aandeel en was destijds minderjarig. Daarom legt de rechtbank hem een werkstraf op van 150 uur, waarvan 50 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.